De Lekke Band Story is een verhaal waarvan de eerste drie delen al eens op mijn overleden hyvespagina zijn geplaatst. Vandaag plaats ik het eerste deel op dit blog. De bedoeling is om iedere vrijdag een nieuw deel te plaatsen tot het verhaal uit is.
Deel 1: De lekke band
Als het gesprek tussen ons wielrenners gaat over lekke banden meld ik altijd trots dat ik bijna nooit lek rijd. Vervolgens zeg ik dat ik in de dertien jaar dat ik inmiddels op de racefiets zit nog maar driemaal een bandje heb moeten vervangen. Dit is echter niet waar. Ik heb al viermaal lek gereden in mijn wielercarrière.
Over die ene lekke band heb ik tot nog toe altijd gezwegen. Dit gebeurde tijdens een solotocht in de Alblasserwaard. Aangezien ik met het nummer Crazy Beat van Blur in mijn hoofd zat, een single die in Nederland nauwelijks bekendheid verwierf, weet ik dat het in 2003 plaatsvond. Dat jaar kwam het laatste album van Blur uit, Think Tank, waarop dit nummer te horen was. Het was op een warme lentedag met weinig wind. De condities waren uitstekend en ik genoot als vanouds van het ritje. In die tijd reed ik nog vaak alleen, de kilometers die neef Ronald gebruikelijk in een jaar maakte liepen al terug en mijn oom Wim was één van de weinige coureurs waarmee ik de ritten samen aflegde. Hij kon die dag in ieder geval niet.
Ik reed dus alleen in de polder. Het ging me die dag gemakkelijk af. Er stond een zwakke oostenwind waar ik eerst tegenin reed. Via een lint van kleine dorpjes kwam ik bij Noordeloos uit. Daar sloeg ik af richting het noorden. Hier passeerde ik een molen en al gauw kreeg ik door dat dit onbekend terrein voor me was. Dat maakte niet veel uit, in de Alblasserwaard raakt men niet snel de weg kwijt. Tot dat moment verliep de rit prima.
Net voorbij de molen hoorde ik een zacht poefje, gevolgd door een sissend geluid. Zonder enige hoop trapte ik nog even door, maar na enkele omwentelingen ratelde de velg van mijn achterwiel over het verouderde asfalt: een lekke band dus. Ik stopte bij een afgebrande bouwval wat eens een aardig optrekje moet zijn geweest. Tussen de bomen was dit gebouwtje nauwelijks te zien. Ik stond er recht voor en vroeg me af waarom het nooit verder is afgebroken.
Mijn aandacht verlegde zich naar mijn achterband. Ik had slechts één reserveband bij me en besefte dus dat ik niet nog een keer lek mocht rijden. Ik verwijderde het zadeltasje van de zadelpen en ritste het open. Er vielen direct twee bandenlichters uit het tasje. Ik liet ze liggen, want ik had ze toch nog nodig. Op die racefiets had ik nog altijd een ventieldopje op het ventiel van de binnenbanden gedraaid. Deze verwijderde ik. Vervolgens haalde ik het achterwiel uit het frame, uitkijkend voor vieze vingers door de vettige en al een tijdje niet schoongemaakte ketting zo min mogelijk aan te raken. Ik pakte een derde bandenlichter uit het tasje en begon het onder de buitenband te steken, in de hoop deze zo snel mogelijk van de velg te lichten. Op dat moment voelde ik een hand op mijn schouder.
Van schrik liet ik mijn wiel vallen, waarbij direct enkele beschadigingen op de tandwielen zichtbaar werden. Ondanks de warme dag voelde ik kippenvel op mijn rug. Ik viel naar voren, ving mezelf op door mijn handpalmen op het grind van het asfalt te drukken, mezelf daarmee enkele vingers openhalend, en draaide tegelijkertijd mijn hoofd om.
Ik keek in het gezicht van een jongen die slechts enkele jaren jonger was dan ik. Direct zag ik enkele flinke brandwonden, in zijn nek, op zijn rechterwang en over het voorhoofd. Bovendien was op de rechterkant van zijn hoofd het blonde haar verschroeid. Hoewel ik opnieuw schrok en er een siddering door mij heen ging, kwam dit niet door het verminkte gezicht dat ik zag. Het waren de ogen. Deze waren grijzig en leeg. Hij keek ook mij aan, maar leek mij niet daadwerkelijk te zien. Wat ik denk ik nog het meest weerzinwekkend vond, was dat ik geen enkele glinstering in de ogen zag. Normaal zie je bij mensen altijd een lichtweerkaatsing in de ogen – in sommige belachelijke films zien de actiehelden zelfs in de ogen van een ander weerspiegeld dat ze in de rug met een bijl worden aangevallen. Bij deze jongen niets van dit alles.
Hij was niet geschrokken van mijn reactie. Hij stond rechtop en leek zich mij niet echt meer te herinneren. Mijn moed verzamelend richtte ik mij ook op en ging iets op afstand staan van de jongen. Hij keek niet naar mij maar over de weilanden. Ineens sprak hij.
“Lukt het met je lekke band?” vroeg hij met openhangende mond.
Hij keek zo bewust over het groene landschap dat ik me even afvroeg of hij het wel tegen mij had. Ik speurde kortstondig en gejaagd de horizon af en kwam tot de conclusie dat hij het wel tegen mij moest hebben. Tenslotte lag mijn fiets hier op de grond, nog altijd kampend met een lekke band.
“Nou, ik wilde net beginnen met het verwisselen”, zei ik aarzelend. “Maar dat komt wel goed.”
Hij bleef even stil, keek vervolgens opzij alsof hij me net ontdekte, draaide zich om en liep weg. Terwijl ik hem nakeek hoorde ik hem heel zachtjes nog wat zeggen.
“Okay.”
Het leek wel een zucht.
Ik zag hem richting het verbrande huis lopen. Hij opende de half uit zijn posten gevallen deur, ging naar binnen en deed de deur, voor zover dat lukte, achter zich dicht. Nooit heb ik sneller een bandje vervangen en met de wind mee reed ik zo gauw mogelijk naar huis. Thuis vertelde ik dat ik een prima tocht had gehad en verder heb ik er nooit meer iets over gemeld.
Lange tijd moest ik aan dit voorval terugdenken. Vooral ’s nachts als ik niet kon slapen. Ik huiverde ervan. Tot op een gegeven moment ook dit in de vergetelheid raakte.
X X X X X X
Drie jaar geleden reed ik met John, een wielermaat van mij, een wedstrijdje bij De Mol in Dordrecht. Na afloop wachtte een andere vriend, Michael, ons op en reden we nadien nog een rondje door de Alblasserwaard. Zoals te merken valt was het groepje mensen waarmee ik weleens fietste gegroeid. Inmiddels is dit een aardige club geworden en noemen we onszelf de Piechems On Tour.
Het was op een zaterdagmiddag in maart en hoewel het vrij fris was, scheen het zonnetje wel lekker. We kwamen bij Noordeloos aan en voor het eerst sinds die dag in 2003 reed ik weer over de weg langs de molen. Ineens herinnerde ik me het voorval met de lekke band. Ik keek opzij op de plek waar het bouwvalletje destijds te vinden was. Het verbaasde me dat het er nog steeds hetzelfde bijstond.
Ineens schrok ik en het was maar goed dat ik in het laatste wiel reed, anders had ik zomaar iemand zover uit balans kunnen brengen dat er een valpartij zou ontstaan. Ik zwiepte naar links, terwijl ik vol afschuw naar rechts bleef kijken. De jongen, met hetzelfde verbrande uiterlijk als in mijn herinnering, stond voor het gat waar ooit een raam heeft gezeten en zwaaide. Of nu ja, zwaaide. Hij stak zijn linkerhand op, maar deze wuifde niet heen en weer. Ik bleef angstig omkijken tot het huisje uit beeld was.
De rest van de rit heb ik niet meer gezegd dan nodig en thuis aangekomen ging ik snel douchen waarna ik mij terugtrok op mijn kamer.
- Lees het vervolg volgende week vrijdag op Vlijmblog -
Geen opmerkingen:
Een reactie posten