Dit concept zet ik mede op doordat ik in de
komende zomer mijn grootste droom probeer te verwezenlijken: La Marmotte. Ik
was een beetje bang dat als ik de tocht over de Col de la Croix de Fer, Col du
Télégraphe, Col du Galibier en l’Alpe d’Huez zou hebben voltooid ik geen
objectief meer zou hebben in het wielrennen. Natuurlijk, jaarlijks strijden in
het Piechems Kampioenschap is mooi, maar het haalt het bij lange na niet bij
het langere klimwerk. En een Piechems Kampioenschap zal nooit op een lange klim
eindigen. Bovendien zou ik in dat geval ook volledig kansloos zijn.
Er valt echter na La Marmotte nog zoveel te
beklimmen. Ik had het kunnen houden bij gebieden waar ik een keer wil rijden.
Zo zou ik ook weleens rondom en op de Mont Aigoual, bekend van het boek De Renner van Tim Krabbé, willen
rondrijden. Of in de Pyreneeën. Of in Baskisch Spanje. Ik koos er echter voor
om de toekomstige leeftijdsmijlpalen om te zetten in een mooi cadeau in de vorm
van een mythische col.
5. Le Ballon d’Alsace
Het is niet de zwaarst denkbare beklimming.
Daarom is het misschien ook handig om Le Ballon d’Alsace te bewaren voor als ik
op een hogere leeftijd ben aangekomen. De klim is mythisch omdat het gezien
wordt als de eerste col in de Tour de France. In 1905 kwam de Fransman René
Pottier als eerste boven en werd daarmee de eerste bergkoning van de Franse
ronde. Een jaar later was hij overigens ook de eerste passant op de top.
De bedoeling is om Le Ballon d’Alsace (1178
meter) aan te vallen vanuit Sewen (500 meter). Dit is de zwaarste kant, ruim twaalf
kilometer lang met een kort steil stuk van tien procent. Voor de rest redelijk
te doen, maar ook grillig waardoor je moeilijk in je ritme komt. Er zijn nog
twee manieren om de eerste col van de Tour te beklimmen en als ik er dan toch
ben wil ik die er ook wel bijpakken. Net als de beklimming van Le Grand Ballon.
Kunnen dus mooie dagen in de Elzas worden!
4. Kaunertal
Dit is voor de meeste mensen een onbekende
klim en is gelegen in Oostenrijk. Ik ben eigenlijk al een keer naar boven
gereden bij het Kaunertal. Dat was in de zomervakantie van 2001. Met een bus
gingen we naar boven om de Tiroler gletsjer te bekijken. Wat mij direct opviel
waren de bordjes in de bochten. Die begonnen bij ‘Kehre 29’ en telden af
richting de top.
Er wordt gestart op 867 meter hoogte in het
plaatsje Prutz. Liefst 38 kilometer later kom je bij de gletsjer van het Kaunertal
uit op 2750 meter hoogte. Niet alleen het klimwerk zal deze tocht moeilijk
maken, maar ook de ijle lucht. Tijdens de eerste twintig kilometer lopen de
percentages nog niet hoog op. Daarna komt een stukje van tien procent. Dan mag
je een kilometer of vijf uitrusten en genieten van het uitzicht op een bergmeer.
De laatste twaalf kilometer zijn het zwaarst met overwegend het gehele stuk
negen tot elf procent stijging. Boven aangekomen kan je uitrusten in een
restaurant en genieten van het schitterende uitzicht.
3. Passo dello Stelvio
De legendarische Italiaanse klim staat onder
andere op deze lijst omdat het een schitterend uitzicht biedt. Daarnaast galmt
in mijn hoofd zoveel wielerverleden mee bij het horen van die naam. Ik wil de
Passo dello Stelvio beklimmen vanuit Prato. Je begint dan op 916 meter hoogte,
om 25 kilometer later op 2758 meter hoogte op de pas aan te komen. De klim
verloopt zeer geleidelijk en ook hier zou je als renner last kunnen krijgen van
de ijle lucht.
2. Mont Ventoux
Het bos. Het maanlandschap. Het moeten
verschrikkelijke kilometers zijn en dat wil ik zelf ook eens meemaken. Zet een
terrorist op een racefiets, dwing hem om de Mont Ventoux op te rijden en hij
zal alles willen toegeven. Een wielrenner bestaat om zichzelf pijn te doen en
dat komt het meest tot uiting in de bergen.
1. Puy de Dôme
Dit zal één van de lastigste beklimmingen zijn
en niet vanwege de lengte of de stijgingspercentages die je er tegenkomt. Voor
wielrenners is deze berg in het Franse Centraal Massief namelijk enkel
toegankelijk op zondag- en woensdagochtend tussen 7.00 en 9.30 uur. Tijdens je
geliefde wielervakantie moet je dus vroeg uit de veren, zeker als je
vakantiehuisje niet om de hoek ligt.
In 1975 verloor Eddy Merckx er zijn zesde
Touzege wegens een klap in zijn milt. Joop Zoetemelk won er in 1976 en 1978 een
etappe. In 1988 zat deze vulkaan voor het laatst in de Tour de France. Het is
nu een beschermd natuurgebied, dus het is niet waarschijnlijk dat de Puy de
Dôme nog eens in het parcours wordt opgenomen, maar de huidige Tourdirecteur
zal er zijn best voor doen, zo heb ik weleens gelezen.
Ik heb één keer eerder op het Centraal Massief
mijn meters mogen maken. Dat was aan de westelijke zijde; Puy de Dôme ligt aan
de oostelijke kant. Gezien de foto’s op internet is het daar net zo mooi en
verlaten als het gebied rondom Châteauneuf-la-Forêt waar ik destijds was. De
weg krult zich om de top en is in de laatste vijf kilometer enorm steil: 9,8 - 12,7
procent. De start ligt in Clermont-Ferrand op 368 meter hoogte. De top bereik
je veertien kilometer later op 1415 meter.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten