door
Peter van Vormsel
We zitten in een typisch oud bruin café aan de
Amsterdamse Wallen. Buiten beginnen de eerste mannelijke toeristen die op deze
lenteochtend naar de Nederlandse hoofdstad zijn afgereisd zich te vergapen aan
de dames van plezier die vanachter de ramen verleidelijk knipogen. Binnen is het
rustig. Het is nog vroeg. Een oude man zonder tanden, die bij het interieur van
Café De Voorbeeldige Burger lijkt te zijn inbegrepen, nipt aan een biertje,
terwijl de barman een krantje zit te lezen. Ik zit tegenover een imposante man van
een jaar of dertig met achterover gekamd vettig haar en een misplaatst snorretje
boven zijn lip.
De
schrijver Frederik de Beunhaas komt hier graag, zei hij toen we de afspraak
voor dit interview maakten. Hier proeft hij van alle facetten die het leven
kent: drank, sigaretten, drugs, ordinair voedsel van de Febo – die zich aan de
overkant bevindt –, brallende studenten, arbeiders en bovenal seks. Want daar
is het volgens hem wel op de Wallen om te doen. “Wel seks met –ks schrijven hè!
Die verengelsing van de Nederlandse taal staat me tegen.” Het lijkt De Beunhaas
ten voeten uit, een mening poneren zonder al teveel onderbouwing.
Vijf
jaar geleden besloot u schrijver te worden. Wat bewoog u hiertoe?
“Als kind was ik al gefascineerd geraakt door
de uitspraak ‘wie schrijft die blijft’. Zonder tekstverwerking had niemand nog
geweten wat Shakespeare zoal deed. Bovendien zie ik mij niet echt op een
kantoor werken. Ik wil mij vrij kunnen bewegen en ik schrijf graag. Dus toen
dacht ik bij mezelf, laat ik eens proberen wat boeken te schrijven. Bovendien,
wat die Kluun met een zeer middelmatig geschreven boek allemaal heeft bereikt, dat
moet ik ook kunnen. Ik heb daarop contact opgenomen met een oude vriend van me
die bij een uitgeverij werkt en hij zei dat hij graag een script van me zou
lezen.”
Tot nu
toe vlot dat echter niet erg, want u heeft nog altijd geen boek weten te
publiceren.
“Dat er nog geen boek van mijn hand is gepubliceerd
heeft er vooral mee te maken dat ik nog geen boek heb geschreven. Iets wat er
niet is kan je ook niet uitbrengen. Ik ben wel met sommige ideeën in een ver
stadium beland, maar dan leek het me toch niet goed genoeg, of ik liep ergens
onderweg vast waarna ik weer met een nieuw project begon.”
Hoe
komt het dan dat u telkens vastloopt?
“Tja, als ik dat eens wist. Kijk, ik ben nu al
vijf jaar schrijver en heb al net zo lang last van een writersblock. Dat
schrijf je niet lichtvoetig van je af. Ik denk dat deze periode me alleen maar
sterker zal maken. Als ik hieruit kom zal ik er profijt van hebben gedurende de
rest van mijn schrijverscarrière. Normaal krijgen schrijvers met een dergelijk
probleem pas te maken nadat ze diverse boeken hebben geschreven, ik heb het al
voordat mijn eerste boek af is. Als het mij dan eindelijk lukt om een boek te
schrijven is dat een overwinning op mezelf en zal ik daaruit genoeg moed putten
om volledig met het writersblock af te rekenen.”
U heeft
nog geen boek gepubliceerd en voor zover ik weet heeft u ook nooit bij een
krant geschreven, dus waarom heeft u zich dan een pseudoniem aangemeten en waar
komt die naam vandaan?
De Beunhaas lacht. “Vroeger werd ik altijd De
Beunhaas genoemd. Dat komt omdat ik in de loop der jaren bij alle dames die je
in deze straat vindt weleens langs ben geweest. Iedereen kent me, ik ben voor
hen het ultieme sekssymbool en leef daar ook naar. Ik heb overigens weleens
eerder een artikel laten plaatsen onder mijn pseudoniem. Mijn broer en ik gaven
vroeger een krant uit voor de straat waarin wij woonden. Daar heb ik voor
geschreven. Mijn echte naam, die kan ik je wel toevertrouwen en die mag je ook
in het artikel verwerken, is Erick Dekker. Daarin zie je overigens ook een
verwijzing naar De Beunhaas. Er was echter ook een redelijk succesvolle wielrenner
met dezelfde naam, maar dan met een iets andere schrijfwijze. Vandaar. En
Frederik is de naam van mijn favoriete schrijver, Frederik Bordewijk, bekend
van het boek Karakter uit 1957.”
Dat is
Ferdinand Bordewijk. En Karakter kwam uit in 1938.
“Ach, Ferdinand, Frederik, het begon met een F
en had drie lettergrepen. Daar maalt toch niemand om? Ik heb in ieder geval een
keer dat boek gelezen. Of nu ja, de samenvatting dan. Maar die vond ik wel heel
mooi.”
Goed.
Onlangs zat u bij De Wereld Draait Door aan tafel en kreeg u het publiek achter
u toen u het tegenover Prem Radhakishun opnam voor de inbreker in het algemeen.
Hoe beleefde u dat?
“De Wereld Draait Door vind ik een heerlijk
programma. Daar nodigen ze tenminste nog eens mensen uit die nog niks hebben
gepresteerd om vervolgens niet afgeremd te worden in het uiten van hun mening
over ieder onderwerp dat ter tafel komt. Kijk die Prem vond ik wel een leuke
gast. Ineens ging hij tekeer over inbrekers, dat hij ze zou vermoorden als hij
ze in zijn huis zou aantreffen. Ik zat echter niet op te letten en dacht dat we
het nog hadden over de hekel die Hans Dorrestijn aan honden heeft. Toen zei ik
dus dat ik dat niet vond kunnen, omdat ze vaak bij slecht gedrag gewoon slecht
zijn opgevoed of door de verkeerde mensen zijn omgeven. Daar was het publiek
het blijkbaar mee eens. Dat dit allemaal op een misverstand berust, ik had het
namelijk over honden en niet over inbrekers, heb ik in de uitzending maar zo
gelaten. Zelf zou ik namelijk ook een inbreker tot moes slaan, al is er bij
mijn flatje natuurlijk weinig van waarde te vinden.”
Kunnen
we binnenkort uw eerste boek verwachten?
“Na deze dag zit ik denk ik weer vol met
ideeën, dus we zullen zien! Ik blijf ondanks mijn writersblock positief
gestemd.”
Na afloop van het interview ging hij weg. Hij zei
dat hij nog een afspraak elders langs de gracht had. Zelf ben ik ook maar op
kosten van Vlijmblog ergens langs de Wallen naar binnen gegaan. Dat was een
stuk bevredigender dan het gesprek met Frederik de Beunhaas.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten