Het was de bedoeling dat 'De Lekke Band Story' iedere vrijdag een vervolg zou krijgen op Vlijmblog. Dat heb ik niet waar kunnen maken, vooral omdat ik zelf ook enigszins tevreden wil zijn over de diverse vervolgen. Het verhaal gaat echter wel verder, dus blijf Vlijmblog volgen en lees tussendoor ook de andere berichten (lekker reclame maken op je eigen blog).
Deel 4: Telefoon
Het bleef angstvallig stil aan de andere kant
van de lijn. Ik voelde dat ze eigenlijk wilde ophangen. Na wat onderzoek
begreep ik ook wel dat dit weleens een lastig telefoongesprek kon gaan worden.
Nu ze niet ophing – ik wist nu zeker dat ze dat niet meer zou doen, anders had
ze dat al gedaan – stond ik voor een keuze. Moest ik de vraag herhalen? Moest
ik van onderwerp veranderen? Moest ik begrijpend overkomen? Of moest ik gewoon
zelf een eind maken aan dit gesprek, aangezien ik er toch eigenlijk niks mee te
maken heb? Ik hoorde haar zuchten door de hoorn. Daarna begon ze te praten.
Na mijn laatste bezoek aan het afgebrande huisje heb ik mezelf eerst moeten herpakken. De foto had ik in een la gelegd en enige tijd keek hier niet meer naar om. Op een avond, enkele weken later, waarop ik redelijk vroeg thuis kwam uit de kroeg, maar waarop ik niet moe genoeg was om meteen mijn bed op te zoeken, pakte ik de foto uit de la. Met de nodige baco’s achter de kiezen kon ik hier een stuk rustiger naar kijken.
Voorzichtig haalde ik de foto achter het glas vandaan. Enkele
zwartverbrande randjes brokkelden af, maar wat over was gebleven van de
originele foto bleef intact. Een man en een vrouw van middelbare leeftijd
staarden mij aan. Zij had blauwe ogen, verscholen achter twee brillenglazen van
een groen en rond montuur. Haar blonde haren verborgen haar oren en de
uiteinden hingen nog net niet tot op de schouders. Haar mond vertoonde een met
zachte lippenstift geverfde glimlach. Alleen de groene blouse die ze aan had
was gedeeltelijk zichtbaar.
De
man had een neutrale uitdrukking en keek mij aan met donkerbruine ogen. De
eerste rimpels werden bij hem zichtbaar en er zat al een aardige lading grijs tussen
het overwegend zwarte kapsel. Hij had een borstelige snor en ook deze pluk haar
was niet verstoken van grijze haren. Hij droeg een gestreept overhemd, dat nog
maar net tot onder borstkas zichtbaar was.
Achter hen was het witte bestelbusje zichtbaar. Met zwarte letters stond
daarop ‘Schoonlose B.V.’ geplakt. Op de achtergrond was een muur zichtbaar waar
ik verder niks bijzonders op kon ontwaren. De bedrijfsnaam op het busje zegde
mij niks. Internet bracht ook geen soelaas, wat mij deed concluderen dat dit
bedrijf niet meer bestond. Bovendien kreeg ik al het idee dat de foto een flinke
tijd geleden was genomen.
Aangezien ik dit ’s nachts bekeek kon ik verder even niks ondernemen.
Een
dag later werd ik vroeg door de zon uit mijn bed gepest. Ik zocht het plaatsje
Schoonloo op welke ik in mijn atlas net onder het Drentse Assen aantrof. Het
bleek een minuscuul plaatsje, waar volgens mij toch niet veel bedrijven kunnen
zijn gehuisvest. Ik vroeg mij af wat ik het best kon doen om erachter te komen
wat dit voor een bedrijf was geweest en of er nog iets van bestaat.
Via
google kwam ik achter een aantal telefoonnummers van inwoners van Schoonloo. Na
vier keer bellen kreeg ik een oud vrouwtje aan de lijn en zij wist wel van het
bedrijfje af. Ze gaf aan dat het stel dat het bedrijf bestierde jaren geleden
is verdwenen en dat er nooit meer een spoor van is gevonden. Ze hadden een dochter
achtergelaten en die is nadien bij familie in Amsterdam gaan wonen. Verder wist
de oude vrouw er ook niets over te vertellen.
Ik
stond perplex. Ik moest twee mensen zoeken die blijkbaar in rook zijn opgegaan.
Het enige wat ik kon doen was uiteraard die dochter bellen. Zij heette Suzanne
Jansen. Uiteraard is alles op internet uit te vogelen en zodoende kwam ik ook
aan haar mobiele nummer. Na één telefoontje kreeg ik haar al te pakken. Ze nam
aarzelend op, waarschijnlijk omdat ik belde met een voor haar onbekend nummer.
Ze had een mooie vrolijke en heldere stem.
Ik
wist niet goed hoe ik moest beginnen en stelde me wat omslachtig voor. Op een
nogal onsamenhangende manier probeerde ik haar duidelijk te maken dat ik een
foto van twee mensen had gevonden en dat het duo haar ouders zouden moeten
zijn. Ze vroeg waar ik die foto vandaan had en klonk daarbij nogal kortaf. Ik
vertelde over een verbrand huis in Noordeloos, een gehucht uit de
Alblasserwaard. Vervolgens vroeg ik haar hoe het zou kunnen dat ik op een
dergelijke plek een foto van haar verdwenen ouders zou tegenkomen, waarop zij
dus even niet reageerde. Onverwachts slaakte ze een zucht en begon haar relaas.
“Mijn ouders hadden een klein
transportbedrijf. Zij gingen samenwerkingsverbanden aan met diverse andere
transportbedrijfjes in heel Nederland. Eén van die andere bedrijfjes zat in
Noordeloos. Om de één of andere reden werden ze nogal close met die mensen en
gingen er vaak op bezoek. We zijn zelfs weleens samen op vakantie gegaan. Zij
hadden een zoon die een paar jaar ouder was dan ik. Ik kon het heel goed met
hem vinden, maar niet met zijn ouders. Die vond ik altijd maar raar. Het leek
ook wel alsof ze de jongen, Niels geloof ik, liever niet zagen. Ze spraken
nauwelijks met hem. Het was ook duidelijk te merken dat er spanningen waren en
Niels had altijd diverse blauwe plekken en tijdens die vakantie had hij zelfs
een gebroken arm. Hij zei dat hij vaak viel, maar als wij samen speelden viel
hij nooit. Later kwam het pas bij me op dat hij wellicht door zijn ouders werd
mishandeld. Ik weet niet wat er tussen hen speelde, maar het was duidelijk dat
de ouders er vooral voor elkaar waren en niet voor hun zoon.
Richting mij deden ze overdreven aardig als mijn ouders er ook bij
waren. Als mijn ouders even weg waren dan zagen ze mij net zo min staan als hun
zoon. Ik vertrouwde ze geenszins, al sprak ik er op die leeftijd nog niet over.
In de
zomer van 1995 waren mijn ouders een paar dagen weg, ik was toen tien jaar oud.
Dat gebeurde wel vaker, ze zaten beiden in het bedrijf. Ik verbleef dan bij mijn
tante in Amsterdam. Ik zat daar bijna iedere zomer, het was voor mij vakantie. Ik
keek mijn ogen uit in de grote stad.
Enfin, op een gegeven moment vroeg mijn tante me aan tafel. Ze had iets
ergs om mij te vertellen. Ze zei dat mijn ouders niet waren teruggekomen van
het werkbezoek. Dat het huis waar ze in de tussentijd verbleven was afgebrand
en dat de bewoners daarbij waren omgekomen. Twee volwassenen en hun zoontje.
Van mijn ouders werd niets meer vernomen. De politie verdacht hen nota bene van
brandstichting. Ze zijn nog bij mijn tante langs geweest, maar ze kreeg het
voor elkaar dat ik niet ondervraagd werd.
Nadien heb ik nooit meer iets van mijn ouders gehoord. Ze hebben, voor
zover ik weet, nooit geprobeerd om contact op te nemen. Ik bleef bij mijn tante
wonen en ben niet meer teruggegaan naar Schoonloo. Ik heb er geen behoefte aan.
Of mijn ouders nog leven weet ik niet, het interesseert me niet meer. Zij
hebben zich blijkbaar niet meer om mij willen bekommeren. Ik heb het achter me
gelaten.”
Toen
bleef het even stil. Wat een verhaal. Waarom zou ze me dit allemaal vertellen?
Een wild vreemde die vanwege wat vage gebeurtenissen naar een onbekende informeert?
Ik wilde haar net zeggen dat ik me er niet mee had moeten bemoeien toen ze iets
zei wat mij nog verder in de war bracht.
“Ik
wil je bedanken dat je me belde. Lange tijd heb ik hier niet over willen en
durven spreken. Ik voel dat het me oplucht. En weet je, ik geloof eigenlijk
niet dat mijn ouders nog leven. Ze zouden mij nooit alleen achterlaten. Nooit.
Ik denk dat de politie indertijd naar het verkeerde echtpaar heeft gezocht.”
Ik
ving nog één snik op alvorens ze ophing.
- Wordt vervolgd op Vlijmblog -
Pssst: 'hij zij'???
BeantwoordenVerwijderenTja, het is gisteren geschreven tijdens het voetbal... Gelukkig letten mijn bloglezers goed op! (alledrie)
BeantwoordenVerwijderen