Meneer Van Daelen wacht op het station te
Dordrecht. Het is de bedoeling dat hij met de trein naar zijn vriend in
Amsterdam reist, zoals hij altijd om de week doet. De week dat hij niet naar
Amsterdam gaat komt zijn vriend naar hem. Dat gaat zo al jaren. Ze trekken er
beiden een dag voor uit. Degene die naar de ander reist neemt altijd een
koffertje mee. Daarin zit hun eigen schaakspel. Het doel van de reis is dan ook
om met elkaar te gaan schaken.
De twee houden altijd de tussenstanden bij en aan het einde van het jaar is de winnaar bekend. Vaak wint Moestroff, de vriend van meneer Van Daelen. Dit jaar heeft meneer Van Daelen echter een lichte voorsprong te pakken. Voor, tijdens en na de partijen praten ze over de grote schaakwedstrijden in de wereld. Hoewel de echte toppers er zelfs hun geld mee kunnen verdienen, vinden de twee vrienden dat het niveau van hun partijen niet veel onder doen voor dat van de schaakberoemdheden.
De trein vanuit Vlissingen rijdt vijf minuten te laat binnen op het station. Meneer Van Daelen maakt zich niet druk om de onnodig verloren tijd. Hij heeft het zelfs niet eens door en is allang blij dat er een trein komt. Hij denkt aan zijn eigen schaakspel dat hij van zijn grootvader heeft gekregen. Zijn vader interesseerde zich niet voor het oorlogsspel op het bord met de vierenzestig zwarte en witte vlakken. Zodoende kreeg meneer Van Daelen het spel in zijn jeugd, inmiddels alweer enkele decennia geleden. Hij koestert zijn schaakset. Het is nog met de hand gemaakt door de legendarisch Aristoff aan het einde van de negentiende eeuw. Aristoff, die met liefde voor de stukken te werk ging, zette altijd op elk paard, wat zijn favoriete schaakstuk was, zijn initialen. Die zijn nog altijd goed zichtbaar aangezien meneer Van Daelen alle onderdelen na elke schaakpartij zorgvuldig schoonmaakt.
Ondanks het warme weer had meneer Van Daelen zijn jasje meegenomen. Hij heeft ervaring in het reizen met de trein en weet dat de intercity’s van tegenwoordig dankzij de airco koud kunnen aanvoelen. Bij binnenkomst doet hij direct zijn jasje aan, terwijl hij tegelijkertijd constateert dat de trein merkwaardig leeg is. Hij verkiest altijd de bovenverdieping in de dubbeldekkers en zoekt een mooi plekje bij het raam. Op zijn stoel treft hij een gratis krantje aan. Hij besluit het niet te lezen, want hij heeft ervaren dat daar nooit iets interessants in staat vermeld. En als er wel iets interessants in staat, dan is het vaak slecht geschreven.
Hij geniet van de treinrit en ziet een rivier onder het toestel zijn weg zoeken. Verderop ontwaart hij een groep van ruim twintig mannen dat banale spel met een leren bal spelen. Meneer Van Daelen denkt aan zijn vader die hem ooit dwong aan dat zweterige spel mee te doen. Pas toen hij lange tijd een blessure veinsde gaf zijn vader het op hem nog mee te nemen naar de velden.
Aangekomen op het Centraal Station van Rotterdam ziet meneer Van Daelen dat er een enorm menigte klaarstaat om de vele lege plekken in de trein op te vullen. Tegenover hem komt een moeder met haar zoontje te zitten. Het ventje neemt ook plaats bij het raam, terwijl de moeder het door meneer Van Daelen terzijde geschoven krantje pakt. Meneer Van Daelen krijgt eveneens zin om te lezen en pakt een klein boekje met schaaktheorieën uit zijn broekzak. In zijn jaszak vindt hij zijn kleine leesbrilletje en begint te lezen in zijn spannende lectuur.
De trein zet zich voort en heeft zijn kleine vertraging weer goedgemaakt. Een zwerver komt langs om te bedelen, maar heeft in de coupé waar meneer Van Daelen zit geen succes. Meneer Van Daelen vindt het in ieder geval positief dat de zwerver niet is uitgerust met één of ander vals klinkend muziekinstrument, zoals hij wel vaker meemaakt.
De treinreizigers laten Rotterdam en Schiedam achter zich en rijden tussen de weilanden door richting Delft. Meneer Van Daelen kijkt op van zijn boekje en denkt na over een Finse aanvalstactiek. Zijn ogen dwalen af naar het gras om hem heen, waar hij de schapen bijeen ziet zitten in de schaduw van een eenzame boom. Als hij weer verder wil lezen ziet hij dat de jongen die tegenover hem zit gebiologeerd zijn brilletje met de kleine glaasjes aanstaart. Als de jongen merkt dat meneer Van Daelen een goedaardig lachje op zijn gezicht heeft getoverd kijkt hij weg. Het ventje krijgt de koffer in de gaten.
“Wat zit daarin, meneer?” vraagt de jongen, met een knik richting de koffer.
Meneer Van Daelen kijkt naar de moeder van de jongen, die nog altijd in het krantje zit te lezen, en leunt wat voorover.
Hij fluistert voor de grap: “Een bom!”, en geeft vervolgens een knipoog.
De jongen kijkt een beetje schichtig om zich heen, zegt niets en staart vervolgens naar buiten. Meneer Van Daelen gaat verder met het lezen in zijn boekje.
In Den Haag aangekomen ziet meneer Van Daelen de trein weer aardig leegstromen en er is weinig nieuwe aanwas. Tijdens het wachten, de trein ligt nu zelfs iets voor op schema, geniet meneer Van Daelen van de oude stationshal. Hij merkt dat hij eigenlijk gebruik moet maken van het toilet, maar zolang de trein stil staat, weet hij, mag hij niet naar het toilet in de trein.
Na enkele minuten zet de trein zich voort in de richting van Leiden. Als de intercity zich tussen de weilanden begeeft bedenkt meneer Van Daelen zich dat hij het niet gaat volhouden tot Amsterdam en moet hij wel het toilet in de trein gebruiken. Hij kijkt om zich heen en ziet verderop een ouder echtpaar zitten. Tegenover hem zitten nog altijd de vrouw, met het krantje voor haar snufferd, en haar zoontje. Meneer Van Daelen denkt dat hij zijn koffertje wel kan laten liggen en gaat naar het toilet.
In het toilet staat op een sticker dat hij moet zitten. Meneer Van Daelen besluit de sticker te negeren en gaat staan. Als hij net klaar is met het doen van zijn behoeften en zich een stuk gemakkelijker voelt, klapt hij vanuit het niets naar voren. Met zijn elleboog raakt hij het knopje waardoor het klepje van het toilet opengaat. Tegelijkertijd schiet zijn kleine leesbrilletje van zijn hoofd en verdwijnt in het gat van het toilet richting het spoor dat hij steeds langzamer – en een beetje wazig nu – onder zich door ziet gaan. Enkele luttele seconden later staat de trein stil en hoort hij gegil. Enigszins van zijn stuk gebracht door de plotselinge valpartij en het verlies van zijn bril klimt hij overeind met behulp van de in het toilet aanwezige invalidestang.
Als meneer Van Daelen de deur opendoet roept de vrouw, die met haar zoontje al sinds Rotterdam tegenover hem zat, hysterisch: “dat is hem, dat is hem!” en duikt de conducteur, geholpen door een andere treinreiziger, bovenop de liefhebber van het schaakspel.
“Wat is er? Ik heb toch niks gedaan?” probeert meneer Van Daelen, die, hoewel hij zich niet verzet, hardhandig wordt aangepakt door de twee en uit de trein wordt gesleurd. Buiten ziet hij dat alle reizigers zich uit de trein hebben begeven en in zijn richting kijken.
“En die bom dan? Die u bewust op uw stoel achterliet?” schreeuwt de conducteur.
“Wat? Welke bom?” Meneer Van Daelen snapt er niets van.
“In die koffer!” schreeuwt de conducteur.
“Die koffer? Daar zit mijn schaakspel in. Ik ben op weg naar Amsterdam om te schaken,” legt meneer Van Daelen uit.
De conducteur en andere omstanders besluiten om meneer Van Daelen goed in bedwang te houden en te wachten op andere hulpinstanties. Als zij binnen tien minuten al arriveren wordt meneer Van Daelen kort ondervraagd. Meneer Van Daelen geeft aan dat hij anders zelf wel zijn koffer opendoet, om te bewijzen dat er slechts een oude schaakset in zit verstopt.
Onder begeleiding van twee man gaat meneer Van Daelen richting de stoel waar hij twintig minuten eerder nog heerlijk zat te lezen. Hij voert zijn code in en opent, terwijl hij de twee mannen aankijkt, de koffer met zijn schaakspel. Hij ziet de ogen van de twee vergroten en werpt vervolgens zelf een blik in de koffer. Hij ziet een klok aftellen, met nog ruim elf minuten te gaan. Daar omheen zit een gevaarte dat hij enkel kent van televisie en schrikt. Hij laat de koffer los en verbouwereerd laat hij zich door de twee in de boeien slaan.
Als hij naar buiten is gebracht zegt hij met zacht stemmetje dat het niet van hem is. Niemand luistert en ze stoppen hem in een politiebusje, die zich daarna richting een cel begeeft.
- Dit verhaal is eerder verschenen op mijn inmiddels overleden hyvespagina -
Geen opmerkingen:
Een reactie posten