juli 17, 2012

Hersenspinsels op l'Alpe d'Huez

'Waar gaat de reis naartoe?’

Een lijzige stem stelt de vraag en ik kijk waar die vandaan komt. Het komt van tussen twee lippen die zich verticaal op een vreemd gezicht bevinden. De ogen staan er naast; onder elkaar geplaatst. Een neus bevindt zich tussen de lippen en de ogen en staat als enige recht. Het lijkt wel alsof de persoon die de vraag stelt regelrecht uit een schilderij van Pablo Picasso is komen lopen.
Waar gaat de reis naartoe? Ik zit op mijn racefiets en denk na. Ik klim.

'Naar de Alp van Huez,’ antwoord ik.

Het is het Franse land. Ik zweet. De zon schijnt en het waait. De weilanden die ik normaal om me heen ontwaar als mijn Colnago zich onder mij bevindt staan hier heel gek schuin. De één nog schuiner dan de andere. Er staan bomen op. Eerst loofbomen, maar langzamerhand nemen dennenbomen die rol over. Dan is er gras, eventueel rots en vervolgens sneeuw.

Ik haal adem. Moeizaam. Mijn buik lijkt zich door mijn strot naar buiten te willen keren. Apart. Het is steil. Er is een bocht. Een zeventien. Het wordt iets minder steil en mijn buik lijkt weer een beetje op orde te komen. Ademhalen en stoempen.

Ik stijg steeds verder boven een plaats uit. Verwarring. Ineens gaan de getallen op mijn stuur, die telkens wisselen, omhoog in rang. Is dit ritme? Ja. En dan? Moeilijke momenten. Een inzinking. Soms geeft het ding op mijn stuur geen dubbele cijfers meer aan. Ik leg me erbij neer dat het niet binnen een uur zal lukken. Te weinig training in de benen.

De benen. Ze draaien. Ik twijfel telkens of ik wat moet drinken. Als ik de bidon aan mijn lippen zet kan ik even niet ademhalen. Ik word er gek van.

Een bocht. Een man gehurkt. Hij knipt met zijn vingers op wat materiaal en geeft een stuk karton mee. Ik stop het weg, waardoor ik in deze bocht geen slok van het water, dat met poeder vermengd is, kan nemen. Balen.

Ik rij een Amerikaan voorbij. Veel tegenwind. De Texaan zit in mijn wiel. Ik stoemp. Hij neemt over. Ik volg. Dankbaar. Weer een bocht. Ik zie een drie. De Texaan gaat er vandoor. Volgen? Nee.

Bocht één. Benen blij. Mijn hoofd weet beter. Tandje zwaarder. Een dorp. De Texaan voorbij. Nog een tandje zwaarder. De Texaan plakt. Nog maar weer eens een bocht.

‘Jesus!’ verzucht ik. In het Engels. Weer steil. Tandje terug. De Texaan neemt over. Een kleine afzink. De grote bakplaat gaat erop, iets met 53. Ik zie alleen asfalt. Er is geen zijkant meer van de weg. Die is zwart. Een rotonde. Driekwart links. Ik vlieg er bijna uit. Opnieuw aanzetten. De Texaan loopt weer uit. Ik probeer te volgen. Het gaat niet. Pijn! De grote bakplaat wordt losgelaten. De vette schakels omsluiten een 39.

Een bord. Finish van de Tour. Ik zwenk naar rechts, sta direct stil. Ik stap af en ga liggen op een trapje. Hijgen. Nog meer hijgen. Mond wagenwijd open. Als er maar geen vlieg in komt. Ik proef bloed in mijn mond. Hoe warm is het in Drietabbetje?

‘Onder het uur?’ hijg ik tegen beter weten in.

Kgggk… krak… Gemompel. Ik hoor het niet.

Krrrk… kggk… ‘Nee…’.

Het is een radio.

Kgggk… krak… ‘Vijf minuten en 55 seconden meer dan een uur…’.

‘Oké,’ breng ik uit. Die getallen worden dus in het Grootboek van Sinterklaas genoteerd. ‘Een PR. En John?’

Kggk… krrrk… krak… ‘Proeft ook bloed… Had zes seconden minder dan een uur nodig…’.

Aha. Het is hem dus gelukt. Mooi. Pijn in bovenbenen - daar waar billen aanhechting vinden met hamstrings - is niet te harden. Longen inmiddels weer op gang. Kan nauwelijks lopen. Fotootje. Afzink. Maximale snelheid? 82.99 km/h. Geen PR.

In Drietabbetje is het 31 graden Celsius.

Achter mij hoor ik een Marmotte knagen. Die aai ik volgend jaar wel.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten