Daar ligt ie, links van me. Alleen de aanblik
vervult mij al met afschuw. Pokkending. Kloteding. Etterpuist. Kutding. Het was
vroeger al zo en nu nog steeds. Hoewel de klim misschien lang niet bij iedereen
als Limburgs lastigste wordt gezien staat deze al sinds mijn eerste passage,
elf jaar geleden, op 1. Destijds moest ik zelfs te voet en daar ben ik mentaal
nooit overheen gekomen. De Gulperberg, ik haat hem!
Tegenwoordig kom ik er wel naar boven, maar
nooit lekker. Destijds in 2001 was mijn lichtste verzet op mijn oude Superia
42x19. Ik vraag me af of ik het daar nu wel mee zou halen; ik rij namelijk
graag licht.
Wat de Gulperberg voor mij zo zwaar maakt is
niet alleen de percentages (tot 19%), maar ook het zicht. Vanaf Vijlen zie je
het kreng al liggen. Het is dan nog ongeveer vijf kilometer rijden naar Partij,
het plaatsje aan de voet van de klim. Bijna de gehele weg kan je het stuk
asfalt vanuit je ooghoeken naar je zien lachen. ‘Ha, ben je daar weer? Kom je
kuiten maar weer volpompen jongen! Ik lig er nog altijd net zo bij als anders!’
Natuurlijk, er zijn ook nog de Kruisberg,
Eyserbosweg, Keutenberg en Cauberg. Hoewel, die laatste is niet verschrikkelijk
steil, daar komen we wel overheen. Het is echter wel de bekendste heuvel van
Limburg. De Kruisberg is ook nog wel te doen. De Eyserbosweg, daar hoor ik
velen over. Die zijn vaak al kapot als het steile stuk in het bos nog moet
komen. Ook ik heb het er zwaar, maar de aanloop doe ik altijd rustig en in het bos
ga ik vervolgens volle bak. Op de Keutenberg, het steilste stukje weg van
Nederland (22%), is het aanzetten tot aan het ‘wipje’ en dan kom je er wel.
Nee, die Gulperberg, die ligt me niet.
Als je dan in Mechelen komt kan je het asfalt
van de puist even niet zien liggen, maar dat is slechts van korte duur. Eenmaal
het dorpje uit en je ziet weer dat weggetje dat nagenoeg verticaal tegen de
berg aan is gekwakt. Met een beetje pech zie je ook nog andere wielrenners
zwoegend naar boven kruipen, waardoor de moed nog verder in je wielerschoentjes
zakt.
Na die dag in 2001, waarop ik ontdekte dat ik
niet overal fietsend boven zou kunnen komen, is het me natuurlijk wel meerdere
malen gelukt om de top te bereiken zonder af te stappen. Nadien altijd zelfs.
Met een 42x25 ging het me beter af. En toch, het ging nooit lekker. Zoals ik
wel soms de Keutenberg naar boven knalde en er een fijn gevoel aan overhield
(uiteraard voelde ik ook pijn, maar dat neem je als wielrenner voor lief).
De Gulperberg begint al rot. Het wordt direct
steil en als je voor je kijkt wordt het almaar gekker. Je benen schreeuwen het
uit, je longen beginnen te branden, zoekend naar zuurstof. En als je dan boven
bent overheerst nooit die voldoening die ik normaal heb als ik een klim heb
bedwongen.
Tegenwoordig rij ik met als lichtste verzet een
39x27. Het wordt er niet beter op. Pas in het hooggebergte merk ik echt het
voordeel van een lichter verzet, niet in Limburg.
Dan besluit ik iets nieuws te proberen. Ik zet
de Ultegra in zijn één na lichtste versnelling: 39x24. Tijdens de klim, hoe
lastig dat ook is, kan ik altijd nog lichter schakelen.
Wat blijkt? Het gaat goed! Het blijft een
zware helling, maar ik kom lekker boven! En ik rij ook harder dan anders, een
mooie bijkomstigheid. Eindelijk weet ik nu hoe ik naar boven moet op de
Gulperberg, gewoon spelen met de versnellingen, weer ouderwets terug naar een
zwaarder verzet. Dat kan alleen maar beter worden. Oefening baart kunst. Volgend
jaar probeer ik het op de grote plaat!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten